Praktijkonderzoek

Rekenen met nieuwkomers

Rekencoördinator aan het woord

Ilse Roozen en Reni Timmermans

Ilse Roozen is werkzaam in het nieuwkomersonderwijs. Ze is leerkracht en rekencoördinator bij basisschool Wereldwijs te Bergen op Zoom.

Reni Timmermans werkte tot voor kort op basisschool Wereldwijs te Bergen op Zoom en is nu tijdelijk werkzaam als vervanger in het primair onderwijs in Amsterdam. 

Rekenonderwijs aan nieuwkomers kent specifieke uitdagingen. Kinderen kunnen traumatische ervaringen hebben waardoor ze niet aan leren toekomen. De verschillen in vaardigheid zijn groot, bijvoorbeeld omdat kinderen in vluchtelingenkampen nauwelijks of geen onderwijs hebben genoten. Maar voor allen geldt dat de mate waarin ze de Nederlandse taal beheersen, van invloed is op hun begrip van het rekenen. En gedurende het hele schooljaar komen er nieuwe kinderen in de groep die allemaal op een ander niveau werken.

 

Instructie aan nieuwkomers

Omdat we werken met reguliere rekenmethodes, bevat elke opgave wel een bepaalde mate van onduidelijkheid die eerst moet worden opgehelderd. En dat kost tijd. Betaal gepast. Gebruik zo weinig mogelijk biljetten. Je kunt handelend laten zien wat betalen is door voor een product van € 5 met een briefje van € 5 te betalen. Grote kans dat de leerling gepast betalen nu interpreteert als genoeg betalen. Om dit helder te krijgen, zul je ook moeten demonstreren dat betalen met € 6 niet correct is. Het kost allemaal tijd.

Elke taaluiting kan tot verwarring leiden. Laat zien op hoeveel manieren je 10 kunt splitsen. Zien? Gaat de meester iets laten zien, iets op het bord schrijven? En wat zijn manieren? Wat je wel en niet hoort te doen, toch?

Woorden waarvan de betekenis zich aanpast aan de context - en die zijn er heel veel - zorgen voor verwarring. Zoals met het woordje ‘zien’. De betekenis van een woord wordt voor deze kinderen bepaald door de context waarin ze met dat woord kennis hebben gemaakt. Zo vroeg ik eens: ‘Hoeveel koekjes zitten er in dit pak?’ Vragende ogen en lachende gezichten. Krijgen we een koekje als we blijven zitten? Gaat de meester op het pak koekjes zitten?

Hoe ga je te werk, als taal evenveel misverstanden als verduidelijkingen veroorzaakt? Allereerst door te visualiseren. Wat je kunt laten zien, laat je zien. Het is didactisch misschien wel de krachtigste aanpak. ‘Pak je wisbordje’ kun je visueel maken door er een omhoog te houden. Sommige woorden, zoals voorzetsels die in rekentaal van belang zijn, kun je oefenen met beweging. Kom eens naast mij staan. Ga jij ook eens naast mij staan. Ik sta nu tussen twee kinderen.

Concreet handelen met materialen, zoals dat gebruikelijk is bij aanvankelijk rekenen, is bij alle nieuwkomers zinvol.

Spel is altijd een sterke werkvorm. Bijvoorbeeld door je als robot-juf te laten besturen. De kinderen moeten jou veilig tussen obstakels door naar een ander punt in de klas praten. Weet je een woord niet of heb je het fout, dan botst de juf tegen een muur. Het is een vrolijk spel, waarbij de kinderen elkaar helpen om de juiste woorden te vinden.

 

Rekenen met een context

Een grafische voorstelling, zoals een rekenplaat, kan een context zijn. Door te controleren of de leerling weet waar ze naar kijkt en of ze dat kan verwoorden, krijg je al enig zicht op welke taalsteun nodig is.

Waar is dit?

Winkel.

Wat voor winkel?

Eetwinkel.

Hoe noem je een winkel waar je eten kunt kopen?

… (de leerling geeft geen antwoord).

Een supermarkt.

Een supermarkt.

Contexten worden vaak aangeboden in een tekst. Er wordt algemeen verondersteld dat voor goed tekstbegrip ongeveer 80% van alle woorden in een tekst bekend moet zijn. Het is daarom nodig om eerst vast te stellen welke taalsteun nodig is. En dat vergt intensieve begeleiding. Bijvoorbeeld met pre-teaching waarbij je sleutelwoorden voorbespreekt. Soms helpt het om de situatie te (laten) tekenen. Alles is erop gericht om de som te helpen ontdekken. Afhankelijk van de groeiende taalvaardigheid van een kind kun je haar geleidelijk meer ruimte geven om zelf met talige sommen aan de slag te gaan, maar vrijwel altijd blijft enige taalhulp nog nodig. Daarop moet je alert blijven, want kinderen neigen ernaar om toch met een som aan de slag te gaan ook als ze die niet begrijpen. Ze richten zich dan op de woorden die ze wel kennen, of ze doen iets met de getallen. Een voorbeeld:

Het is acht uur. Reem loopt naar school. Dat duurt 15 minuten. Na 5 minuten ontdekt ze dat ze haar brood is vergeten. Ze loopt even terug. Hoe laat komt ze op school?

Een leerling die de vraag niet begreep, telde 15 en 5 maar bij elkaar op. Vanuit het perspectief van een nieuwkomer gezien is dat ook wel logisch.

Deze leerlingen maken immers de hele tijd de afweging: moet ik vragen wat er wordt bedoeld, of snap ik de opdracht wel.

 

Rekengesprekken

Een gesprek met een leerling over haar werk kan jou als docent inzicht geven in hoe de leerling denkt. En de leerling kan in zo’n gesprek worden gestimuleerd om te reflecteren op eigen werk. Met nieuwkomers is dat nog niet zo eenvoudig, zoals blijkt uit dit fragment:

Welke som heb je gevonden?

(Een lange stilte.) Drie.

Dat zijn drie zakken. Maar drie is geen som.

Drie.

Zie je een plus- of een minsom?

Plus.

Welke plussom zie je hier?

… (de leerling geeft geen antwoord).

Wat voor soort som, acht plus drie?

Drie.

Maar dat is geen som. Dat is een antwoord.

 

Begrijpt deze leerling de vraag niet? Of ontbreekt het nog aan inzicht om die goed te beantwoorden? Je hebt al je creativiteit nodig om het antwoord op die vraag te ontdekken.

Gelukkig zijn nieuwkomers vaak bovengemiddeld gemotiveerd. Het zijn doorzetters met een wil om er iets van te maken. Aan de leerkracht de taak om met geduld en creativiteit maximaal gebruik te maken van die krachtige stimulerende factor. In de woorden van een leerling: ‘Ik kan niet zeggen, maar proberen.’

 

Deel dit artikel